Er is een ding waarover presentator Robbert Rodenburg (26) zich echt druk kan maken: hoe zijn christelijke omgeving omging met zijn homo-zijn. In de documentaire ‘God, ik ben gay’ blikt hij terug met zijn ouders, gaat hij langs bij het reformatorische Driestar College en duikt hij met dominees in de Bijbel. ‘Mijn zus vindt het jammer dat ik de mooie kant van geloof niet heb ervaren.’ | ||
‘Een tijdlang had ik het gevoel nergens bij te horen. Nu mis ik de kerk niet meer, dat gevoel is echt weg. Ik sta nog ingeschreven, of beter gezegd: ik heb mij bewust niet uitgeschreven. Daar heb ik een keer naar gekeken, zelfs naar ontdopen. Ik wilde er tegenaan trappen. Maar op een gegeven moment dacht ik: het is goed zo. Mijn ouders hebben mij met de beste bedoelingen laten dopen en uitschrijven uit de kerk is wel heel definitief. Hoewel de kans dat ik terugga naar de kerk nu minder is dan één procent, vind ik een punt zetten niet nodig.
Ik krijg veel berichten van christenen die zeggen dat homo’s met een relatie bij hen in de kerk zijn geaccepteerd. Ik geloof dat, maar voor mij persoonlijk werkt het zo niet. In de documentaire spreek ik dominee Wielie Elhorst, zelf gay. Hij legde het ongeveer zo aan mij uit dat je sommige delen van de Bijbel letterlijk moet nemen, maar andere niet. Dus wel God is liefde, maar niet wat over homo’s wordt geschreven. Ik ben een beetje zwart-wit ingesteld, dus ik snap dit niet goed. Voor mij is het alles of niets.
Het mag niet, het kan niet
‘Ik ben opgegroeid in het christelijke dorp Bergambacht. We waren lid van een behoudende hervormde gemeente en ik zat op de Driestar, een reformatorische middelbare school in Gouda. Ik hoorde in de kerk en op school hoe je over homoseksualiteit moest denken als christen: het mag niet, het kan niet. Ik heb mijzelf in die tijd vaak afgevraagd waarom mij dit moest overkomen. Het was makkelijker geweest als ik hetero was. Ik ging slapen in de hoop dat ‘de fase’ morgen over zou zijn.
Mijn ouders vonden mijn gay-zijn in eerste instantie ingewikkeld. Ik moet nog lachen om een van de eerste dingen die mijn vader zei: ‘Ik snap het niet, je ging altijd met meiden naar de film’. Dat ik me bij vriendinnen veiliger voelde, was niet in hem opgekomen.
Mijn moeder had al snel in de gaten dat ik het niet makkelijk had - dat was nog voordat ze wisten dat ik het op school echt moeilijk heb gehad. Toen ik uit de kast kwam, ontstond er afstand tussen mij en een aantal jeugdvrienden. Onlangs heeft een van hen zijn excuses aangeboden. Ik vond dat zo fijn om te horen.
Regelmatig kreeg ik de afgelopen jaren in interviews vragen over mijn homo-zijn en mijn christelijke opvoeding. Meestal deed ik er een beetje luchtig over. Maar toen ik vorig jaar minder lekker in mijn vel zat, concludeerde de psycholoog dat veel dingen waar ik in het leven tegenaan loop, voortkomen uit mijn jeugd. Ik moest daar iets mee.
In die periode las ik tijdens een familieweekend een artikel over de christelijke band InSalvation, die een optreden had afgezegd omdat de dominee die bij het concert zou bidden homo is. Het nieuws maakte mij boos en verdrietig.
Ik dacht: als ik mijn verleden onder de loep ga nemen, zet er dan maar een camera op. Wellicht kan dat christelijke homojongeren helpen. Ik hoop met de documentaire het gesprek op gang te brengen over hoe het is om als homo op te groeien in een christelijke omgeving. Met regisseur Linda Hakeboom heb ik gelet op de tone of voice, dat het geen verwijtend verhaal zou worden. Het is mooi als scholen en kerken gaan nadenken of hun aanpak de juiste is. Of ze wel de veilige plek voor kinderen zijn, die ze zeggen te willen zijn.
Ik heb er geen behoefte aan nu de barricades op te gaan en overal in de christelijke wereld mijn verhaal te gaan doen. Maar ik sta open voor een gesprek als een christelijke school iets wil veranderen in hun omgang met gay-jongeren, en niet weet hoe dat aan te pakken.
‘Ik heb de docu vaak ‘vervloekt’. ‘Voor wie doe ik dit eigenlijk?’, riep ik dan tegen mijn regisseur Linda.’
Oordeel over mijn leven
‘Een van die gesprekken was met dominee Paul Visser. Ik ken hem al mijn hele leven. Hij was predikant van onze kerk in Bergambacht, mijn ouders zijn met hem bevriend geraakt en wij gingen vaak met elkaar op vakantie. Omdat wij elkaar persoonlijk kennen, dacht ik dat wij vanuit onze band het beste een gesprek zouden kunnen voeren.
Het risico is dat je met te veel verwachtingen zo’n gesprek ingaat. Ik hoopte dat Paul mij volledig zou erkennen, zou bevestigen dat we allemaal gelijk zijn. Hij zei mij te accepteren, maar is het naar mijn idee niet eens met mijn manier van leven. Ik voel dan een oordeel over mijn leven. Paul vindt dat twee losse dingen, maar dat kan niet volgens mij. In het gesprek draait hij de situatie vervolgens helemaal om. Dat homo’s zoals ik mensen moeten accepteren die er zo over denken als hij. Daar ging dit gesprek toch niet over? We kwamen op een punt dat ik wist: wij gaan het niet eens worden.
‘Achteraf is dit het grootste cadeau dat ik mezelf kon geven. Ik ben alle angst aangegaan en heb er rust door gevonden.’
Door het maken van de documentaire ben ik teruggegaan naar plekken waar ik eerder juist hard van ben weggerend. Achteraf is dit het grootste cadeau dat ik mezelf kon geven. Ik ben alle angst aangegaan en heb er rust door gevonden. Het gesprek aangaan, ook al ben je het niet met elkaar eens, werkt toch verbindend.
In mijn YouTube-serie Open Kaart komt het gesprek met bekende Nederlanders regelmatig op hun geloof. Ik vind het een mooi thema om over in gesprek te gaan.
Geloof is troostvol
‘Los van alles rond homoseksualiteit ben ik mijn ouders dankbaar voor de opvoeding die ik heb gehad. Ze hebben mij met veel liefde opgevoed. De normen en waarden die ik heb meegekregen, zijn uit het geloof voortgekomen en daar ben ik dankbaar voor.
Vorig jaar verloor ik mijn opa, de vader van mijn moeder. Ik heb gezien wat geloof op zo’n moment voor haar betekent. Ze weet dat opa nu bij God is. Dat vind ik mooi, ik ben blij dat zij dat heeft. Geloof is troostvol. Als er nu een gelovig iemand uit mijn omgeving zou overlijden, wil ik erop vertrouwen dat diegene naar de plek is waarvan hij zelf dacht naartoe te gaan.
Bij de research voor de documentaire kwam ik nog een brief tegen voor mijn andere opa, de vader van mijn vader, toen hij overleed. Ik woonde al in Amsterdam - had al mijn schepen achter mij verbrand omdat ik een nieuw leven wilde beginnen. Ik schrijf daarin een paar keer over God en naar de hemel gaan. Zoiets als: nu heb je rust en ga je naar Hem toe. Ik denk dat ik daar toen onbewust kracht uithaalde.
Maar leven na de dood, nee, ik geloof er niet in. Laatst had ik er het met mijn moeder over. Ik weet ook niet of ik dat zou willen. Als je gaat, is het klaar, denk ik.
Mijn ouders hadden mijn opa verteld dat ik op jongens viel. We hebben het er nooit over gehad, maar ik merkte aan niets dat onze relatie veranderde. Hij gaf mij dezelfde knuffel, was even blij mij te zien. Ik heb daarin erg zijn acceptatie gevoeld.
Op mijn negentiende postte ik op Instagram een foto waar ik kuste met mijn toenmalige vriend. Mijn ouders wilden dat ik die zou verwijderen, vooral om wat anderen ervan zouden denken. Dat heb ik volgens mij nooit gedaan - misschien later toen de relatie voorbij was - maar niet speciaal voor hen.
Nu voel ik mij door mijn ouders volledig geaccepteerd. Mijn familie vormt samen met een aantal goede vrienden mijn houvast. Ik weet dat als alles wegvalt, zij er zullen zijn. Die onvoorwaardelijkheid voelt heel goed.’
Daniël Gillissen
Documentaire: God, ik ben gay, KRO-NCRV, NPO 3, donderdag 12 december 2024 (opent in nieuw venster)