Jongeren hebben buddys nodig
Jongeren buiten en binnen de kerk hebben buddy’s nodig. Laat ze er zelf een kiezen.
Onze omgang met jongeren en hun mentale problemen moet en kan anders, vinden toonaangevende pedagogen. Schuif niet alles richting de professionele jeugdzorg maar zorg voor netwerken en buddy’s. De kerk heeft op dit punt sterke papieren, stelt Corina Nagel. Maar een ‘institutionele aanpak’ volstaat niet. | ||
ND, donderdag 9 januari 2025
De jongeren van nu groeien op in een complexe samenleving. Door globalisering en digitalisering is de wereld een dorp geworden, en de online en offline wereld vloeien naadloos in elkaar over.
Jongeren leren van jongs af aan dat ze mogen worden wie ze zelf zijn. Dat leidt tot een overweldigende hoeveelheid keuzemogelijkheden. Volgens de Amsterdamse pedagoog Levi van Dam veroorzaakt deze keuzevrijheid stress en mentale problemen bij jongeren. Hoe geef je je leven vorm als je alles zelf kunt kiezen en er niets meer vaststaat, terwijl je brein nog volop in ontwikkeling is?
Godsdienstpedagoog Gerdien Bertram-Troost voegt hieraan toe dat jongeren opgroeien in een samenleving waarin we nauwelijks in staat zijn een gesprek over levensvragen te voeren. Jongeren missen (religieuze) taal en verhalen om over de grote vragen van het leven na te denken en missen volwassenen die hen helpen deze vragen te stellen en antwoorden te zoeken.Ze maken zich zorgen over de woningcrisis, de oorlog of klimaatverandering, maar kunnen hier geen betekenis aan geven.
■ Kerken hebben goud in handen voor kinderen en jongeren die in een complexe wereld moeten opgroeien
Het is dan ook niet vreemd dat veel jongeren mentale problemen hebben. Inmiddels heeft een op de zeven kinderen en jongeren jeugdhulp nodig. Vijfentwintig jaar geleden maakte nog een op de 27 jeugdigen hier gebruik van.
Onderzoek laat zien dat dat niet alleen komt doordat de mentale problemen toegenomen zijn. Het inschakelen van professionele hulp is zowel bij jongeren als bij hun ouders steeds normaler geworden.
Er klinken kritische geluiden over deze enorme groei in jeugdhulp. De kosten slaan bij iedere gemeente een flink gat in de begroting en worden onbetaalbaar. Daarnaast rijst de vraag of het wenselijk is om als samenleving zo afhankelijk te zijn van professionele jeugdhulp.
Het kan en moet anders, stellen de pedagogen Micha de Winter en de al eerder genoemde Van Dam. De Winter bepleit het versterken van formele en informele netwerken rond kinderen en jongeren, ook wel de pedagogische basis genoemd. Van Dam introduceerde de JIM: ‘Jouw Ingebrachte Mentor’.
■ De JIM - Als het niet goed gaat met een kind, kiest het zelf iemand uit het netwerk die het vertrouwt: een oom, buur of de moeder van een vriend
Met de JIM wil hij het aantal uithuisplaatsingen verminderen. Als het niet goed gaat met een kind, kiest het zelf iemand uit het netwerk die het vertrouwt: een oom, buur of de moeder van een vriend. Deze persoon biedt een luisterend oor, adviseert en steunt de jongere, gaat mee naar gesprekken met hulpverleners en kan helpen in gesprekken met de ouders.
De eerste resultaten van de JIM zijn positief. Alleen al het gevoel dat er iemand is die beschikbaar is, geeft jongeren hoop en perspectief.
Uitgebreide kerkfamilie
Van oudsher bieden kerken een stevig vangnet aan mensen in kwetsbare posities. Dus ook aan kinderen en jongeren met mentale problemen of jongeren op zoek naar zin en betekenis.
Kerken hebben zich via het pastoraat gespecialiseerd in het bieden van zielzorg. Via organisaties als stichting Chris worden kerkleden toegerust om het jeugdpastoraat handen en voeten te geven. Daarnaast bieden kerken een uitgebreide kerkfamilie met broers en zussen in allerlei leeftijden en achtergronden. Via de kerkgemeenschap kan het netwerk van kinderen en hun ouders zich flink uitbreiden.
■ Jongeren zoeken hun antwoorden op levensvragen niet in de kerk maar op TikTok, niet bij de dominee maar bij een influencer
In verschillende kerken is er zelfs een buddy-systeem. Tieners worden aan een volwassen gemeentelid gekoppeld, zodat iedere jongere iemand heeft die naar hen omkijkt en voor hen bidt.
Kortom, kerken hebben goud in handen voor kinderen en jongeren die in een complexe wereld moeten opgroeien. Ze bieden de oplossingen die de pedagogen De Winter en Van Dam noemen, al eeuwenlang aan.
Ik denk dat we ons als kerkgemeenschappen hiervan lang niet altijd bewust zijn en dat het goed is om dit goud op te poetsen en te koesteren.
Ik kies zelf wel
Daarnaast vraagt deze fluïde en complexe wereld ook van kerken andere dingen. De kerk als instituut heeft in de levens van veel jongeren een kleinere plek gekregen. Jongeren zoeken hun antwoorden op levensvragen niet in de kerk maar op TikTok, niet bij de dominee maar bij een influencer.
Toen ik eens aan jongeren vroeg wat zij van het buddy-systeem in hun gemeente vonden, schoten ze in de lach. ‘Echt zo awkward! Moet je een beetje leuk gaan doen met iemand die je amper kent. Ik kies zelf wel met wie ik mijn vragen deel.’
En wat te denken van al die jongeren die het afgelopen jaar voor het eerst een bijbel kochten en hooguit met een schoolexcursie of op vakantie een keer een kerk van binnen hebben gezien? Wat kan de kerk voor hen betekenen? Tot nu toe organiseren veel kerken de mentale zorg voor kinderen en jongeren behoorlijk institutioneel. Het richt zich met name op kinderen en jongeren die stevig in beeld zijn bij de kerk.
De Leuvense praktisch theoloog Jos de Kock pleit voor een trans-institutionele benadering. Hierbij speelt de kerk als instituut nog steeds een belangrijke rol, maar is zij zich ervan bewust dat zij onderdeel is van de fluïde samenleving waarin kerken voor veel jongeren een minder belangrijke plaats innemen.Dit kan zij doen door niet alleen mentale zorg te bieden aan kinderen en jongeren uit de gemeente, maar door haar gemeenteleden ook toe te rusten om hun plek in te nemen in het netwerk van jongeren en hun ouders, die zij ontmoeten in de kerk, maar ook in hun familie, bij de muziekvereniging of via school.
Levenswijsheid
Laten we het nog concreter maken. Ik daag kerken uit de ideeën van De Winter, Van Dam, Bertram-Troost en De Kock samen te brengen door het idee van de JIM (’Jouw Ingebrachte Mentor’) te omarmen, uit te breiden en te promoten.
De JIM wordt op dit moment vooral ingezet in de jeugdhulpverlening. Maar een mentor, die door jongeren zelf is uitgekozen en bereid is mee te lopen, een luisterend oor kan bieden, een gesprek over levensvragen kan voeren en soms ook wat levenswijsheid in kan brengen, zou voor alle jongeren een goed idee zijn.
Laat de kerk daarom de plek zijn waar in het jeugdwerk of de catechese gepraat wordt over de waarde van een mentor en hoe je als jongere een mentor kiest. En laat de kerk ook de plek zijn waar volwassenen gestimuleerd worden het idee van de JIM in hun eigen netwerk bij jongeren te promoten. En waar ze zelf voorbereid worden op de mogelijke vraag mentor te worden van een jongere binnen of buiten de gemeente. En waar toerusting en training van JIMs plaatsvindt.
Dan zouden kerken, nog beter dan zij nu al doen, in staat zijn om bij te dragen aan de mentale zorg voor jongeren in een complexe samenleving.
Corina Nagel-Herweijer, onderwijskundige en theoloog, gespecialiseerd in godsdienst-pedagogiek en -didactiek