Mijn eerste gedachten bij ‘lichtzoekers’ was: in de Bijbel ontmoeten we heel veel mensen die op zoek zijn naar licht in hun leven en / of het licht, n.l. het licht van God. Denk b.v. aan de psalmen: mensen klagen hun nood, spreken uit dat ze zich eenzaam of verlaten voelen, voelen zich schuldig t.o.v. God, worden belaagd door wat ze noemen ‘tegenstanders en vijanden’ die hun sarcastisch toeslingeren: “kijk eens hoe jouw leven ervoor staat; wat heb je nou aan je geloof?” Het is donker in hun leven en donker in hun hart. Ze verlangen naar licht, naar uitkomst, naar een hoopvolle toekomst. Ze verlangen naar God. Lichtzoekers zijn het.
Hoe herkenbaar. In mijn leven is het ook wel eens donker. Dan zoek ik ook naar licht, net als de dichters van de psalmen. Dan zoek ik het Licht en verlang ik ernaar iets van Gods liefdevolle genade en trouw te mogen ervaren. En eigenlijk gebeurt het dan altijd dat Hij het weer licht maakt in mijn hart. Dat ervaar ik als Zijn liefde voor mij. Ik heb dat telkens weer nodig, want er komen steeds weer donkere momenten - en die hebben niet altijd met verdriet en verlies te maken.
Wat maakt dat jij donkere momenten hebt? Of erger nog: dat het donker is in jouw leven? Waar komt die donkerheid dan vandaan? Ik kan me niet voorstellen dat je dan geen lichtzoeker gaat worden, maar genoegen neemt of je gelukkig voelt in de duisternis.