5 Gelukkig de mens
die vertrouwt op de HEER
en zich niet keert tot hoogmoedigen,
tot hen die verstrikt zijn in leugens.
6 Veel wonderen hebt U verricht,
veel goeds voor ons besloten,
HEER, mijn God.
Niemand is te vergelijken met U!
Wil ik erover spreken, ervan verhalen,
het is te veel om op te sommen.
7 Offers en gaven verlangt U niet,
brand- en reinigingsoffers vraagt U niet.
Nee, U hebt mijn oren voor U geopend
8 en nu kan ik zeggen: ‘Hier ben ik,
over mij is in de boekrol geschreven'.
9 Uw wil te doen, mijn God, verlang ik,
diep in mij koester ik uw wet.
12 U, HEER,
U weigert mij uw ontferming niet,
uw liefde en uw trouw
zullen mij steeds bewaren,
13 ook nu rampen mij omringen,
talloos vele,
nu mijn zonden mij achtervolgen
en ik geen uitweg zie,
nu ze talrijker zijn dan de haren op mijn hoofd
en de moed mij is ontzonken.
14 Wil uitkomst brengen, HEER,
HEER, kom mij haastig te hulp.
36 Vervolgens ging Jezus met zijn leerlingen naar een plek die Getsémané genoemd werd. Hij zei: ‘Blijven jullie hier zitten, Ik ga daar bidden'. 37 Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met Zich mee. Toen Hij zich bedroefd en angstig voelde worden, 38 zei Hij tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met Mij waken'. 39 Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt'. 40 Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met Mij waken? 41 Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak'. 42 Voor de tweede maal liep Hij van hen weg en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan Mij voorbijgaat zonder dat Ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals U het wilt'. 43 Toen Hij terugkwam, zag Hij dat ze weer sliepen, want ze waren door vermoeidheid overmand. 44 Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor. 45 Daarna voegde Hij zich weer bij de leerlingen en zei: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. 46 Sta op, laten we gaan; kijk, hij die Mij uitlevert, is al vlakbij'.